dinsdag 20 maart 2012

Verlatenheid (De Magische Jurk, deel 6)

Jubelend fladderde ik fel schitterend door de grijze werkdag. Afwisselend verspreidde mijn aanwezigheid het rood van robijnen, het geel van bloeiende brem, het groen van junibladeren, het blauw van een zonverlichte hemel, het indigo van een sterrennacht en het paars van bloeiende viooltjes, omgeven door oranjeroze, zachtblozende wangen.

Die dag bestond het Veelkleurige Koninkrijk ook enigszins in het smetteloze kantoorgebouw zonder kraak of smaak waarin ik mijn kostje bij elkaar typte, regelde en representeerde. Mijn werkgever deelde zijn bevelen dan ook uit met een lichte ondertoon van bewondering en mijn collega's verheugden zich zichtbaar toch ook wel enigszins afgunstig op een nieuwe berg stof voor verse achterklap.

Mij kon het niets schelen.

Steeds opnieuw beleefde ik de afgelopen historische nacht van zijn terugkomst. De zachtweemoedig bruine ogen van De Koning, zijn arrogantzwarte lokken, satijnbeige huid. De schitterend gewelfde gretige lippen die afwisselend blosopwekkende eisen en inhalige complimenten fluisterden, de vederlicht prikkelende keel die in genotvolle extase zuchtte en kreunde. Het nietsontziende zwaard dat mijn lichaam weergaloos vervulde, maar mijn hart en mijn geest zonder mededogen doorkliefde...Heel subtiel brak af en toe de aanhoudend zachtzeurende pijn in mijn linkerborst door...als een waarschuwing. Iets ontbrak. Maar wat? Onzin! Eindelijk zouden we ons Duizendjarige Veelkleurige Rijk stichten. Deze Brabantse stad, ons hele land, de hele aarde zou nooit meer hetzelfde zijn vanwege onze glorieuze verbintenis...
In ons rijk zou onbeperkt genoten, gedronken, gegeten, gedanst en bemind worden. Muziek, gedichten, romans en schilderwerken zouden vrijelijk in overvloed ontspruiten aan ons gelukzalige regime. De kinderen zouden grenzenloos spelen en de ouderen zouden zich glimlachend warmen bij het knapperende haardvuur. Avontuurlijk zou het leven in ons kleurrijke koninkrijk zijn. Avontuurlijk en magisch. Liefde zou regeren. Schoonheid en geluk zouden ons trouw volgen. Ons en alle inwoners van het rijk. Natuurlijk. Ik voelde hoe alles kon zijn; het zou zich snel uitbreiden.
Op de verwachtingsvolle weg terug naar mijn herrezen paleis reed ik een paar straten om...hoe zou het zijn? Wat zou hij terugschrijven? Zou het ontbijt naar wens geweest zijn? Hoe laat zou hij weer aanbellen of opbellen...het kon niet lang duren...Zou er een cadeau zijn? Parfum? Muziek? Rozen?
Het achtergelaten paleis bleek leeg en koud...Het klaargezette ontbijt stond onaangeroerd op de eettafel en het dankbare briefje leek er ongelezen bij te liggen; de pen nog op exact dezelfde plek als waar ik hem die ochtend op het briefje geplaatst had.
Geen antwoord. Geen enkel spoor van mijn innig geliefde Koning. De gemaal die nu meer deel uitmaakte van mij dan ikzelf, was opgelost in het niets.
Ik vreesde het ergste. Was dit een vergissing? Hoe kon ik er zo naast zitten met mijn diepe gevoel?
Een scherpe pijnscheut in mijn borst. Razendsnel verbleekten de prachtige kleuren, het hele Veelkleurige Koninkrijk smolt weer weg als sneeuw voor de zon.
In blinde paniek rende ik naar boven, naar de ongetwijfeld nog intacte heilige ruimte die ook wel bekend stond als mijn slaapkamer...tot mijn grote opluchting rook ik de verslavende geur van ons samenzijn nog duidelijk in het beddegoed. Het leek alleen alsof die geur met elke snuif sneller oploste en verdween.
Ineens hondsmoe en doodsbang kroop ik onder de dekens. Mijn grijsgestreepte poes Jumbo kroop met een meelevende miauw heel dicht tegen me aan.
Zij wist het.
Natuurlijk kon ik de slaap niet vatten, maar ik was verlamd van ontzetting en stond niet meer op. Ik wachtte verstijfd...op de deurbel, op de telefoon. Niets. Niemand. Mijn tranen leken bevroren; ze kwamen niet.
Ik stond op als een oude dame na mijn eenzaamste nacht ooit en keek verdrietig uit het raam. Grijze nevel beheerste mijn uitzicht.
De diamanten kroon was gewoon achterin het laagste punt van mijn woning blijven liggen. Die zou daar voorlopig ook wel blijven...
Ik miste mijn haastig afgetreden regering. Ze hadden gelijk gehad. Ik was alleen...

Nou ja, niet helemaal. Jumbo sprong op de vensterbank en gaf me uitdrukkelijk een intens, troostend kopje.

WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen:

Een reactie posten