dinsdag 20 maart 2012

De Terugkeer (De Magische Jurk, deel 5)

Als een twintigste eeuwse stervelinge had ik mezelf teruggevonden: alle grandeur was verdwenen uit het prille Veelkleurige Koninkrijk, het bestond eigenlijk niet meer. Het was een prachtige herinnering en een pijnlijk verlies. De regering had haar afkeuring uitgesproken: ik was hun ministerschap niet langer waardig...gelukkig was hun vriendschap onvoorwaardelijk. Maar als ik zo verder wilde gaan, was ik geen vorstin meer in hun ogen.

Ach. Het leven zonder De Koning zou kleurloos zijn. Pas sinds onze ontmoeting droeg ik mijn kroon en had ik gezien dat het Veelkleurige Koninkrijk werkelijk bestond. Pas sindsdien had ik beseft hoe koninklijk, knisperend, glanzend en levend het leven in werkelijkheid was…Hoe koninklijk ikzelf kon zijn. Leven zonder de koning stond gelijk aan gevangen zijn in een eind twintigste eeuws tijdperk…De diamanten kroon borg ik op achterin het laagste punt van mijn woning.

Ik leefde weer op aarde als alleenstaande office manager. In een leuke duplexwoning, met twee schatten van katten. Ik werkte nog met Wordperfect en internet of zelfs maar een bedrijfsnetwerk was geen gemeengoed. Ik kopieerde en sjouwde me rot met briefjes en documenten. Ik was goed aan de telefoon met klanten en relaties. Mijn collega's vonden mij nog steeds onbehoorlijk en ondegelijk vanwege mijn door mij al bijna vergeten onverkwikkelijke relatie met de net weggevluchte magazijnmanager. Ik deed mijn best me niets aan te trekken van hun onvriendelijkheid. Ik had een antwoordapparaat en nog steeds een draaitafel en een cassettedeck standaard op mijn stereo (en een fabuleuze collectie lp’s). Niks koninklijks aan. 1996.

Ik zou weer een serieus, monogaam burger worden en een goede man vinden en misschien was het nog niet te laat voor een gezin. Dat verwachtte iedereen van mij. Inclusief de afgetreden regering. De aanhoudende wonderwoorden van De Koning hadden het geloof bij mij gewekt dat ik het in me had echt een mooie vrouw te zijn. Dat was in ieder geval een waardig afscheidsgeschenk. Ik legde me erbij neer. Ik moest wel. Dat kon nog wel. Ik bleef huilen en de pijn in mijn borst bleef zeuren. Dat zou wel overgaan. Op den duur. Had ik er vrede mee? Niet echt, maar wat had ik aan oorlog met mezelf?

Het bestand duurde ongeveer drie weken.



Ik schrok rond vier uur 's morgens wakker uit een gedroomd samenzijn met de Onvergetelijke Koning…mijn luidkeelse deurbel! Mijn baarmoeder voelde uitgezet vanwege mijn droom en nam intuïtief waar dat de opwinding niet bepaald voorbij was…ze knalde bijna uit mijn onderbuik…wie…natuurlijk…Vanuit het slaapkamerraam zag ik twee verdiepingen lager het ravenzwart glanzende hoofd van de monarch die mijn koninkrijk zo verguisd had.. Ik vloog twee trappen af en uitgehongerd vonden onze monden elkaar, vergrepen we ons aan elkaars lichamen. Ik huilde. Nu moest het goed zijn. Ik fluisterde De Koning toe dat ik van hem ben, altijd, hoe dan ook. Van een echte koningin zou je minder onmiddellijke overgave verwachten. Maar ik was dan ook al drie weken weer een eenvoudig burgermeisje. Ik sleepte het lichaam van de koning als een willige prooi twee verdiepingen hoger mijn betraande bed in. Zijn tong speelde het klaar gelijktijdig zowel koelte als hitte te genereren tussen mijn bevend gespreide benen. Het voelde als heilzame troost. Een wondermedicijn. Mijn lijf was weer thuis...het zijne laafde zich voelbaar opgelucht...Het vrijen voelde alsof we enkele eeuwen gewacht hadden op elkaars terugkeer. We kusten innig als een oud echtpaar voor we samen in slaap vielen. Ik vroeg me een tel ongerust af wat er precies verdwenen was. De pijn links in mijn borst was bijna onvoelbaar nu, maar bestond onmiskenbaar nog...

Ik had nog maar een klein uurtje om te slapen (geen probleem!) en bestudeerde het gezicht van De Koning voor ik werkelijk mijn bed uit moest. De koning sliep diep en zag er totaal onschuldig uit in zijn prachtige overgave. Ik keek om me heen en ik constateerde tot mijn grote verrassing dat het Veelkleurige Koninkrijk herrezen was. Niets was meer grauw en wezenloos. Ik liet de Koning slapen, zette ontbijt voor hem klaar, schreef een dankbaar briefje en vertrok geruisloos. Ik zweefde als een fee en overwoog achter mijn bureau overmoedig de kroon maar weer naar boven te halen.


De Koning was teruggekomen. Toch? Nou dan!


WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen:

Een reactie posten